Wat er dan gebeurt is nooit gebeurd in zijn kattenleven. Zijn prooi maakt een misstap in de berm omdat ze een blad wil bestuderen. Verbouwereerd belandt de kat naast de vrouw.
Beiden kijken elkaar met grote ogen aan. Een bijna tastbare stilte wordt doorbroken met een hartelijk: ´Hallo medereiziger, heeft u honger?´ De lynx weet niet wat hij hoort. Zo vriendelijk is hij nog nooit begroet. Alle mensen en dieren vrezen hem. Zo hoort het maar zeg nu zelf, het maakt ook wat eenzaam. ´Ja. Eh… ik had honger en ik dacht…´ Het dier zwijgt. Het heeft plots geen zin om te zeggen dat hij wel trek in haar had. Ze pakt juist iets uit haar tas en reikt. Wat is dat? ´Hier heb ik nog een paar broodjes met bloedworst. Net iets voor u´. ´Nou. Eh…dankjewel´.
Ze gaan zitten in de zachte berm en zwijgend smullen ze vergenoegd. Marit van haar appel en de lynx van de bloedworst. Hij kijkt verwonderd naar die vrouw die niet bang is voor hem. ´Waar ga je heen?` vraagt hij tenslotte. Het kan geen kwaad een praatje te maken, al is hij daarin niet zo bedreven. ´Ik ga naar de kluizenaar boven op de berg´. ´Die ken ik wel ja. Nu ja, van een afstand hé. Ik ken mensen alleen vanaf een afstand, weet je. Maar ik kan je wel uitleggen hoe je nu verder moet lopen´. ´Heel graag.´ De lynx legt het uit. Het is niet al te ver meer tot aan de berg.
´Bedankt voor uw uitleg. Dan ga ik nu maar. Aangenaam kennis gemaakt te hebben´ ´Wederzijds en bedankt voor de lunch.´ Voor Marit het goed en wel doorheeft is hij al verdwenen in het struikgewas. Ze tuurt nog eens goed maar nee, niks meer te zien. Nu durft ze zich omdraaien om verder te gaan. Ze begrijpt niet wat haar bezielde. Heeft ze nu zitten babbelen met een lynx? Een lynx die vriendelijk de weg wees? Ja dus.
De weg blijkt goed uitgelegd. Het is een uurtje later wanneer ze aan de voet van de berg staat. Wat is die hoog! Een steil kronkelpad loopt naar boven maar het hutje is nog zo ver dat je het niet eens kan zien liggen. Nu pas voelt Marit dat haar avonturen er best hebben ingehakt en het lange lopen ook. Het schemert en ze is moe. Gezeten op een grote kei kijkt ze opnieuw naar boven. Dit is een veel te hoge berg voor haar vermoeide voeten. ´Ik kan het niet´ zegt ze mismoedig tegen zichzelf. Ze voelt een traan achter haar ogen en schrikt ervan. Wat denkt ze nu? Wat zei oma ook alweer?
´Nou hij is wel hoog maar ik kan dat best..´ de zin komt er nog niet enthousiast uit maar de berg lijkt voor haar ogen een tikkie kleiner geworden. Dat is leuk! Nog een keer. Nu wat meer gemeend roept ze ´Natuurlijk kan ik dat! Moet je zien wat ik vandaag al heb doorstaan.´ Ze kijkt en ja hoor de berg is nog ietsje kleiner. En dat stipje in de verte zou best eens het hutje kunnen zijn. Met nieuwe moed beklimt Marit de berg die alleen in haar ogen is veranderd. Want gekker dan pratende lynxen gaat het in dit verhaal niet worden.
Het is bijna donker wanneer Marit de hut bereikt. De kluizenaar zit een pijp te roken vlak naast de deur. Hij lijkt helemaal niet verbaasd haar te zien. Hij krijgt zo vaak mensen over de vloer die verlegen zitten om raad of antwoorden zoeken op hun vragen. Hij houdt er echter niet van die zomaar uit te delen. Liever stelt hij wedervragen zodat mensen hun eigen antwoorden kunnen bedenken. Die zitten immers allang in hun hart opgeslagen, weet hij. Zij die toch zullen doen wat henzelf het beste lijkt durft hij echter wel te vertellen wat hij van iets vindt.
´Welkom reizigster´ zegt hij hartelijk. ´Kom binnen in mijn nederige stulp, de avond valt en je zult wel moe zijn´. Dat kan Marit alleen maar beamen. Ze volgt de man zijn huisje in en ziet direct dat daar een knapperig haarvuur brandt. Twee stoelen met in elk een schapenvel staan erbij. Het oogt behaaglijk. ´Ga lekker zitten dan zet ik thee. Kan kamille je bekoren?´ ´Ja, lekker.´ Ze voelt zich plots verlegen met de situatie. Waar moet ze beginnen? Maar de man neemt gelukkig het voortouw. ´Ik neem aan dat je hier niet bent om alleen een kopje thee met mij te drinken. Is er een prangende vraag in je leven?´
Marit voelt de ruimte en vertelt over haar moeite met het verleden, haar angst om ernaar te kijken. ´Waarom wil je in de put kijken?´ De vraag overvalt haar. Daar heeft ze nog niet eerder over na gedacht. ´Nu ja, het lijkt me belangrijk om de dingen te verwerken dat ik onder ogen zie wat er is gebeurd.´Hmmm, je wil dus verwerken maar je durft niet in de put te kijken. Kan je me iets vertellen over de tocht hier naartoe?´ Marit begrijpt niks van de wending die het gesprek neemt. Wat heeft haar tocht er nu mee te maken? Ze wil echter niet onbeleefd zijn en vertelt tot in de details haar belevenissen.
Om de mond van de kluizenaar krult een lach bij zijn volgende vraag: ´Vind je dat je dapper de obstakels op je weg hebt overwonnen?´ `Oh zeker!´ Marit glimt van trots. ´Dat vind ik dus ook. Iemand die zo dapper is zou niet bang hoeven zijn in een herinneringsput te kijken. Of zie ik dat verkeerd?´ Hier moet ze even over nadenken. ´Ja als ik dit kan, kan ik ook in de put kijken´. ´Ja, dat denk ik ook. Blijft de vraag hoe belangrijk het is om de put te kijken. Je noemt verwerken. Mensen willen iets verwerken omdat het hen in hun heden nog in de weg zit. Zit het jou nog in de weg?´ ´Dat weet ik niet precies. Soms denk ik dat het zo is´ ´Dan moet je dat eerst onderzoeken. Het heeft geen zin in de put te kijken wanneer je gelukkig bent en er niks in de weg zit´.
´Maar hoe ziet u de put dan?´ Dit is een vraag waar de kluizenaar al veel over heeft nagedacht. En hij meent in dit geval vrij te kunnen spreken. ´Tja, iedereen maakt nare dingen mee in zijn leven. De één meer dan de ander. Mensen gaan daar verschillend mee om. Sommigen stoppen het in een put en anderen bekijken het en gooien het dan weg. Mensen met een put nemen een risico. Het verleden is nooit ver weg voor hen. Ze hebben de neiging er steeds weer naar de kijken. Ik ken enkelen die het dagelijks doen en daardoor vergeten in het heden te leven.
Wanneer je er verstandig mee omgaat, kijk je alleen wanneer iets in de weg zit. Dan kan het nodig zijn om daarbij stil te staan en te rouwen maar ook hiervoor is een gepaste tijd bestemd. Te lang stil staan betekent opnieuw dat je niet in het heden leeft. En alleen je heden stroomt. Je verleden heeft betekenis maar je moet beseffen dat je het niet meer kan veranderen.
Het vuur in de haard is bijna gedoofd en Marits ogen voelen zwaar aan. De kluizenaar ziet het en staakt zijn verhaal. ´Morgen kunnen we verder praten. Ga nu eerst maar slapen. Daar achter het gordijn is een gastenbed. En buiten is een washokje. Ik zie je morgen´. ´Dank u wel. Goedenacht´
Niet veel later is het stil in het kleine huisje. Marit droomt over de touwbrug en haar put. De deksel is eraf en in de droom buitelen de herinneringen vanuit de put het bos in als een stel dansende elfen. Ze kijkt ze na tot ze ze niet meer ziet.
Filipenzen 3:13-14
Broeders, ik voor mij acht niet, dat ik het reeds gegrepen heb, maar één ding (doe ik): vergetende hetgeen achter mij ligt en mij uitstrekkende naar hetgeen vóór mij ligt, jaag ik naar het doel, om de prijs der roeping Gods, die van boven is, in Christus Jezus.