Een dappere strijdster is niet meer. Een verlies voor haar nabestaanden. Hoor ik daar bij? Ik ben geen familie maar had haar wel in mijn hart gesloten. En volgens mij was dat wederzijds. Een moederhart was het en dat had ik lang gemist. En een vriendin zo om de hoek is ook een tijdje terug.
Het voelde zo fijn iemand in de buurt te kennen. Op onze huishoudelijke hulp na, ken ik niemand wat meer persoonlijk. Ben ik bij niemand binnen geweest. Nu fiets ik langs haar huis met een brok in mijn keel. Meisje, de zwerfpoes, is in geen velden of wegen te bekennen. Die is waarschijnlijk door de nabestaanden verplaatst. Ik stel me de paniek van de poes voor. Ze kan absoluut niet tegen opgesloten zitten en nu moet ze toch in een reismand zijn gestopt.
De rouwadvertentie in de krant mis ik omdat ik in Nederland ben. Een rouwkaart mocht ik niet ontvangen. Maar voordat ik op vakantie ga, attendeert een buurman van Marlis mij met het bericht dat zij in het ziekenhuis ligt: een herseninfarct. Ik bel het ziekenhuis maar hoor dat de familie niet wil dat er bezoek komt. Dat vind ik wel verontrustend.
Toch ga ik niet direct van het ergste uit. Ik stuur een kaart met beterschapswensen en mijn adres, zodat de familie mij kan bereiken. Ik wil haar immers graag bezoeken. Dat dat er nooit meer van komen zal, komt niet in mij op. Ik ga naar Nederland en kom terug, geen bericht. Nu ga ik me zorgen maken. En dus zoek ik op internet op haar naam. De rouwadvertentie treft me als een mokerslag. ‘Geleefd, gelachen, gevierd, geleden, gestorven’ staat er onder haar naam. Dat je een leven in zo’n paar woorden vangen kan.
Er staat ook een mooie foto van haar bij. Dat lieve gezicht met die stralende ogen. Ze tonen haar grote en liefdevolle hart. *Een hart voor vluchtelingen, zwerfpoezen en vrouwen met heimwee. Een moederhart voor haar kinderen. Ze wordt gemist. ‘We zijn erg verdrietig’ staat in de advertentie. Verdriet gevangen in een enkele zin. Het gaat zo diep. Ik huil niet snel maar nu dus wel.
De volgende dag ben ik blij dat ik op internet ging kijken want ik op mijn weg naar de winkel, fiets ik langs haar huis. Daar tref ik een grote container vol met persoonlijke spullen. Ik zou me toch rot geschrokken zijn, als ik van niks had geweten. Nu ga ik enigszins emotioneel op zoek naar een aandenken. Tenslotte verbind ik spullen met mensen. *Dat is wel eens lastig gebleken…
Naast me staat nog iemand te schooien. Een man. Hij heeft ook één en ander opgeduikeld uit de container. Op zijn fiets heeft hij een mandje, dat eigenlijk te klein is voor zijn buit. ‘Dit zijn goede spullen’ zegt hij terwijl hij een porseleinen koffiekan omhoog houdt. Ik kan dat alleen maar beamen. Zonde dat de regen alle boeken al heeft verpest. Mijn weggeefhart vindt het jammer dat dit niet naar een tweedehands winkel is gebracht. Voor mezelf ben ik echter blij dat ik nog iets uitzoeken kan. Zo vind ik naast een paar mooie bloempotten een prachtige sjaal.
Wanneer ik de dagen erna de sjaal draag voel ik me verbonden met Marlis. Ze had gevoel voor kleding en gaf mij ooit ook een compliment hieromtrent. Ik denk maar zo dat ze het heel leuk zou hebben gevonden dat ik hem heb gered van de stort. In mijn fantasie zie ik haar erom lachen. Het voelt voor mij als een glimlach vanuit de hemel.
Dag lieve Marlis. Ik zal je nooit vergeten.