wat maak je mij
ied’re keer toch steeds weer blij
met je sierlijke gebaren
en je donzen kattenharen,
die mijn ogen fascineren
niets wil er aan jou mankeren
Als ik naar jouw lichaam kijk:
de koning voel ik mij te rijk
door jouw gelukzaligheid
en vertoonde sereniteit.
Ook doe je mij hart’lijk lachen
met je acrobatenfratsen.
Met je puur innemendheid
voel ik mij van zorg bevrijd
Poeki, ik zweer je mijn trouw
daar ik zoveel van je hou.
‘k zou je niet meer willen mssen,
‘k kan mij daarin niet vergissen.
Schuif eens een halve el opzij,
dan kan ik er ook nog bij.
of voel je je dan minder vrij
Poeki, poeki, mon soleil?