In een weiland, vlak naast een bosrand, leefde HaaSje P. Misschien heette hij Peter, Puck of Pim. Dat is niet vermeld in de boskronieken, waar ik dit verhaal tegenkwam. We zullen hem daarom HaaSje P. noemen of alleen P.
P. woonde in hetzelfde leger (kuiltje) als waar hij was geboren. Het leger was bescheiden ingericht, want P. was vrijgezel. Zijn broers en zussen waren wel allemaal getrouwd en hadden kinderen gekregen. Maar hun huwelijken waren ook allemaal weer gestrand. Niemand leek erg rouwig, want hazen verkiezen een solitair leven.
Maar P. was anders. Hij had een heel gevoelige en romantische ziel. Hij was van plan – wanneer hij ooit een lief hazenmeisje zou ontmoeten- daar de rest van zijn leven mee door te brengen. Weemoedig keek hij soms naar een zwanenpaar in het slootje naast zijn veld en dacht: Ach, in mijn ziel ben ik eigenlijk een zwaan; voor eeuwig trouw.
Zo kon hij dan ook dromen van een vrouwtje, hoewel hij niet zoveel moeite deed er één te ontmoeten. HaaSje P. bleef dan ook lang alleen. Zo lang, dat zijn familie dacht dat het er bij hem nooit meer van zou komen.
Op zekere dag werd P. echter wakker met een onverwacht besluit: hij zou gaan daten. Natuurlijk gaat dat in de dierenwereld wel wat anders dan bij ons mensen. HaaSje P. had twee opties; zich laten koppelen door een koppelaarster of een contactadvertentie in de Fabeltjeskrant.
Je zou bij de koppelaarster denken aan een oude wijze uil, die inzicht had in karakters en dergelijke. Maar in het bos naast het weiland van P. was het eekhoorn, die deze taak op zich had genomen. Eekhoorn had helaas weinig inzicht in karakters en bracht dieren bij elkaar die totaal niet bij elkaar pasten en menig date liep op een teleurstelling uit.
Eekhoorn verweet de dieren dan dat ze het; niet handig hadden aangepakt, een gebrek hadden aan communicatieve vaardigheden of nog last hadden van emotionele bagage uit hun verleden. Hoe dan ook; aan haar lag het niet!
HaaSje P. had de verhalen gehoord en besloot dus tot de contactadvertentie. De Fabeltjeskrant werd gedrukt door de familie Mier. Die zeer precies alle lettertjes op hun plek legden, alvorens tot drukken over te gaan. P,s advertentie luidde als volgt: Romantische haas op leeftijd, zoekt vrouw om mee door het leven te gaan. Ps voor altijd dus!
Het was een paar dagen later dat P. iets aan zijn leger voorbij zag schieten. Een vaag bruine flits. Hij stak zijn kop boven zijn woning uit en keek es goed. Daar was het weer. Nu vanaf de andere zijde; woesh..maar voor de bruine vlek ver weg was riep P. Hé!! En de vlek stopte abrupt en vormde voor zijn ogen een lieflijk hazenvrouwtje. Wow! Dacht P. Maar uiterlijk rustig vroeg hij: Wie ben jij?
“Ik ben Hadewei” zei het haasje. Dat is afgeleid van ‘haas’ en ‘wei’. Maar iedereen noemt mij haasje Hol omdat ik dat het liefste doe; hollen want stil staan is achteruit gaan!
“Oh”, zei P. die een dergelijke redenering nog nooit had gehoord. “Maar waar ren je dan naartoe?”
“Nergens” antwoordde Hadewei ‘Het hoeft helemaal nergens heen. Ik ben een haas en haas hoort te rennen. Jij doet dat toch zeker ook graag?’ Hadewei keek P. na deze vraag verwachtingsvol aan. Deze krabde achter zijn lange oren en dacht lang na.
Eerlijk gezegd rende hij niet zo veel meer sinds het jachtseizoen was afgeschaft en de vos was overleden. Hij stamelde dit omdat iets in hem zei dat H. een punt had met dat heerlijke hollen van haar.
“Zullen we samen es hollen dan”? Vroeg Hadewei ‘dan kom je weer een beetje in’.
Weer die verwachtingsvolle blik. P. kon haar niet weerstaan. “Die ogen” dacht hij en: “Zo mooi…”
Hij kwam zijn leger uit en wilde het op een hollen zetten. Maar wat ging dat moeizaam; zijn pootjes waren warempel wat stram. “Zeg Hadewei of eh..haasje Hol, kan je mij geen duw geven of een schop onder mijn…” HaaSje P. wees met een pootje naar zijn achterste.
Hadewei lachte, maar weigerde beslist.
Ze zei: “je moet uit je eigen ‘vuur’ putten P. Ik doe niet aan duwtjes of schoppen. Daarmee verlies ik ‘vuur’.”
“Vuur?” P. verwonderde zich opnieuw over de raadselachtige manier waarop Hadwei met hem sprak.
“Ja, je ‘vuur’ – verklaarde H. “Ieder wezen heeft dat in zich. Soms is het heel groot, dan gaat het makkelijk. Soms is het maar 1 kleine vlam, dan kost het je moeite. Je kan je vuur niet aan een ander geven. Iedereen moet het met zijn eigen voorraad doen”.
P. besefte dat het vuur om te rennen in hem tot een klein vlammetje was geworden. Hij vroeg aan Hadewei: “hoe kan ik mijn vuur weer groter laten worden? Hadewei zei: “mij helpt het om het voor me te zien. Stel ik wil iets doen. Dan ga ik in gedachten voor me zien hoe ik dat doe. Door dat idee word ik helemaal enthousiast. En dat enthousiasme is als de wind, die het vuur in mij aanwakkert.”
“Jij hebt vroeger –als jonge haas – toch wel veel gerend P.?” “Ja, natuurlijk” zei P en hij zag het weer voor zich. Hoe hij door het weiland rende. Over zijn broertjes en zusje buitelde en als volwassen haas haken sloeg (scherpe bocht die hazen zo goed kunnen). Het beeld maakte hem inderdaad weer enthousiast. Hij voelde een scheut door zijn kleine vlam gaan. Er zat dus nog iets. Verborgen maar niet afwezig.
Van rennen kwam niet veel meer die middag. Maar het praten met elkaar deed de beide hazen goed. Ze hadden ook veel pret. Daarover schrijven heeft geen zin. Want hazenhumor is voor mensen onbegrijpelijk.
In ieder geval spraken ze voor de volgende dag weer af. En de volgende dag weer voor de dag daarna…
Zo leerden HaaSje P. en Hadewei (of haasje Hol, zo wilt) elkaar steeds beter kennen. En ontdekten zij dat er 1 vuur bestaat, waarbij de vonk wèl overslaat…
P. kwam erachter dat Hadewei niet alleen snel kon rennen, maar ook snel kon denken. Op een dag zag ze er moe uit toen ze bij hem kwam. “Wat is er met jou? ” vroeg hij bezorgd. “Mijn gedachten buitelen door elkaar zei H. Ik doe mijn naam nu ook in mijn hoofd eer aan. Mijn gedachten zijn helemaal op hol geslagen!”
“Kom even in mijn leger zitten” zei P. “Dan zet ik Lindebloesem thee voor je. Daarna ga je es lekker liggen en naar de wolken boven je hoofd kijken.”
De vermoeide H. sputterde nog wat, maar deed toch wat P. voorstelde. Ze wist ondertussen dat hij een wijze haas was.
Ze genoot van de verse Lindebloesem thee en strekte zich uit in het leger. Wat een fijne plek was dat!
“Zie je de wolken?” Vroeg P. zonder een antwoord te verwachten. “Stel je nu eens voor dat dat jouw gedachten zijn. Ze komen en gaan. Je hoeft niet bij al die gedachten stil te staan H. Laat ze maar voorbij drijven.”
P. deed wat haar vriend zei en kwam tot rust. Voor haar was dat haast een openbaring. Stil staan was zo erg niet. Haasje spoed is niet altijd goed!
Die middag besloten de haasjes dat zij, hoe verschillend ook, elkaar heel mooi aanvulden. En niet veel later was er een bruiloft waarbij alle dieren mee kwamen vieren.
Het was net zoals het vaak bij mensen gaat: de trage trouwt met de snelle en de snelle met de trage. Dat is niet altijd makkelijk maar wèl mooi