In de val!

‘Je moet de kat vangen wanneer hij er is en niet wachten tot Melanie komt want dan is hij wellicht aan de wandel.’ Mijn man klinkt zelfverzekerd en hij heeft een punt. Didi zit namelijk een stuk minder vaak achter onze zonnepanelen. Maar op dit moment zit hij er doodkalm voor zich uit te staren.

Ik schrijf Melanie en die is het met mijn man eens: ‘Als hij er is moet je hem nu vangen. Doe een doek over de kooi, dan komt hij wel tot rust’. Ik laat me door mijn naasten leiden maar vind het lastig. Mijn idee was Didi zo kort mogelijk voor vertrek te vangen zodat hij niet zo lang in de kooi moet zitten. Het risico dat hij dan niet op zijn plek zit, zie ik echter ook.

Gevangen

De kooi is nu aan de achterkant dicht. Het voer staat direct achter het plaatje dat ervoor zorgt dat hij bij betreden dichtklapt. Didi heeft honger maar lijkt aan te voelen dat er wat anders is als anders. Hij loopt plots om de kooi heen om te kijken of hij via de achterkant bij zijn eten kan komen. Daar treft hij het gesloten luikje. Dan toch maar erin….Beng!

Wat dan volgt is volslagen paniek bij Didi. Ik gooi snel de doek erover maar dat helpt niks. De kat stuift als een gek heen en weer. De kooi rammelt aan alle kanten. Ik slik. Wat heb ik gedaan? Het duurt nog een paar uur voor Melanie komt. Ik ga naar binnen en bid dat Didi alsnog tot bedaren komt. Wanneer ik later weer buiten kom rammelt de kooi nog steeds.

Muisstil

Op weg naar het asiel lijkt Didi uitgeraasd. Hij is stil als een muis en Melanie en ik kunnen rustig bijpraten. Ik vertel haar over mijn schuldgevoel maar zij blijft erbij dat ik Didi hiermee help. Bij het asiel worden we koud ontvangen. ‘We zitten vol…’ en ‘had u niet even kunnen bellen?’ Dat heb ik geprobeerd maar ik kwam er steeds niet door.

Ze nemen Didi wel aan want dat zijn ze verplicht. Ik moet intussen wat gegevens doorgeven. Aan de dame, die nu iets vriendelijker doet, vertel ik over mijn zorg voor Didi. ‘Dan had hij het bij u goed’ zegt de vrouw nuchter: ‘Hier komt hij in een kooi tussen velen anderen’. Op mijn verhaal over het gewonde heupje zegt ze: ‘ook dat nog…’

Tranen

Afscheid kan ik niet meer nemen. Wanneer ik uitverteld ben en omkijk, is de kooi leeg. Thuisgekomen ontdek ik aan de kooi bloedsporen. Arme Didi! S ’Avonds komen de tranen. Ik huil echt zelden maar laatst ook al. Toen het hondje van Melanie overleed. Ik had een zwak voor dat leuke hondje. En ik heb een zwak voor katten. Zoveel moge duidelijk zijn.

De volgende dag kijk ik op de site van het asiel. Daar staat onze struiner met een nummer vermeld. Door de zin: Geslacht onbekend weet ik dat ze hem nog niet hebben aangeraakt. Die zin zal er een paar weken op staan. Gelukkig heb ik een contactpersoon van de dierenbescherming. Die dame met het jongensachtige uiterlijk. Zij komt een paar weken later met het nieuws dat Didi niet gechipt maar wel gecastreerd is.

Ooit moet er een baasje zijn geweest. Maar of die zich nog meldt?

Binnenkort het volgende en voorlopig laatste deeltje over Didi.