Ontspannen lag ik te luistren
onder haar arm in d’okselnis
naar iedere ademtocht, als naar het fluistern
van haar geheimenis.
Zoals de wind nooit moe wordt
van het spelen door de bomenkruin,
zo bleef haar pneuma onverkort
mijn ziel beroeren in mijn geestestuin.
Ach, mocht dit eindloos duren
dit ademhalingsspel
tot in de kleine uren:
volhouden wilde ik wel.
Toen is het er toch van gekomen:
de betoovring verbrak door haar lach
en beëindigde de dromen
van haar minnaar van iedere dag.
Nu moet ik telkens die beelden
oproepen van mijn harde schijf,
maar beelden zijn maar beelden
en hebben geen ziel, noch een lijf.
Gevoelig en heel mooi! Sterkte!
Dank je Wim.
dat raakt
Ontroerend diep …